Het Christian Müller-orgel uit 1738 – toen bejubeld als het Achtste Wereldwonder –  in de Haarlemse Grote of St.-Bavokerk is méér dan een muziekinstrument: het is een klinkende legende. Voor het eerst oog in oog staan met de reusachtige orgelkas is een belevenis op zich; gezien vanuit het midden van de kerk, ontvouwt zich een van de meest theatrale ensembles uit de hele Nederlandse architectuur. Als het op de klank aankomt is het orgel net zo vorstelijk als het er uitziet. Daarbij is het ook nog eens verrassend veelzijdig met een muzikale reikwijdte die groter is dan je van een barokorgel zou verwachten.

Deze gids geeft een inkijk in het Müller-orgel en zijn geschiedenis. Daarnaast biedt het algemenere informatie over de techniek van het instrument, en de plaats van het orgel in Nederland in de 17e en 18e eeuw. Alles in compacte hoofdstukjes die los van elkaar gelezen kunnen worden, begrijpelijk ook voor niet-organisten. Achterin staat, voor de geïnteresseerden, een overzicht van alle registers van het orgel, de zogenaamde dispositie.