Historie van het gebouw

ballen-en-lijntje.png

De Grote of St.-Bavokerk in het centrum van Haarlem, aan de Grote Markt is een icoon. Voor Haarlemmers het vertrouwde symbool dat ze met ’thuis’ associëren.

Zes eeuwen veranderingen heeft ze meegemaakt en ze staat nog steeds in volle pracht te stralen. Een functionerende kerk, een geliefd carillon, een prachtig koororgel en het internationaal beroemde Müllerorgel.

Kerkdiensten, rondleidingen en torenbeklimmingen, concerten, trouwerijen en bijzondere bijeenkomsten maken de kerk een geliefd monumentaal gebouw voor velen, binnen en buiten Haarlem; in binnen- en buitenland.

Bouwgeschiedenis

De Grote of St.-Bavokerk in Haarlem staat aan de Grote Markt in het oude centrum van de stad. Het is een middeleeuwse gotische kruiskerk. Midden op het kerkgebouw staat een ruim 78 meter hoge houten, met lood bedekte, vieringtoren. De kerk behoort tot de top honderd van de Nederlandse UNESCO monumenten.

De kerk werd oorspronkelijk gebouwd als een katholieke kerk. In 1559 werd de kerk de kathedraal van het nieuw opgerichte bisdom Haarlem, totdat de kerk in 1578 definitief een protestants bedehuis werd.

De huidige Grote of St.-Bavokerk heeft verscheidene voorgangers gehad, zowel houten als stenen parochiekerken. In 1370 werd het koor van de laatste voorganger, een in romaanse stijl gebouwde parochiekerk, door een brand zwaar beschadigd. Het koor is deels hersteld en nog een tijd gebruikt, werd zelfs voorzien van gebrandschilderde glazen. Maar rondom en over het romaanse koor heen bouwde men een enorm nieuw gotisch koor, dat tegen 1400 voltooid werd. Het is een robuust, sober bouwdeel geworden, het langste middeleeuwse koor op het Europese vasteland. Het sloot aan op het transept en het romaanse schip, “die oude kerc”. Tegelijkertijd ontstond de markante sacristie met op de bovenverdieping een librije. De bouwmeester van het geheel is waarschijnlijk Meester Engelbrecht uit Nijvel.

In 1445 begon men onder leiding van de Brabantse architect Everaert Spoorwater aan de kruising en het transept, dat enigszins werd verhoogd. Rond het oude romaanse schip en de forse romaanse toren van de laatste voorganger verrezen de muren van een nieuw schip tot de plinthoogte. Ongeveer 25 jaar later werden de oude toren en het oude schip afgebroken. De klokken uit de toren verhuisden naar een houten klokhuis dat tot 1804 dienst deed. Het huidige schip werd in 1487 voltooid en samengevoegd met het koor, dat inmiddels bekroond werd door een dakruitertje uit 1465.

De vieringtoren

Omdat de Haarlemmers graag een indrukwekkende stenen vieringtoren op hun parochiekerk wilden zien werd het transept op gelijke hoogte van schip en koor gebracht. U kunt binnen in de kerk op een wand nog lezen hoe trots de kerkmeesters uit 1500 waren op het stenen stergewelf boven de viering. In dezelfde tijd werden de architecten Cornelis de Wael en Antoon I Keldermans aangetrokken. Hun toren uit 1503 bleek helaas te zwaar. De vieringpilaren konden het gewicht van de stenen toren niet dragen. Twee pilaren verzakten zelfs. U kunt dat heden ten dage nog zien. De stenen toren moest worden afgebroken en uit de klad-kerkrekeningen blijkt dat het bouwmateriaal werd verkocht aan kloosters en particulieren. Er werd besloten Jacob Symonsz. uit Edam een nieuwe houten vieringtoren te laten ontwerpen en bouwen. Het bouwwerk reikt tot ruim 78 meter boven de grond en alleen al de loden huid heeft een gewicht van meer dan 85.000 kg. Tussen 1518 en 1520, in anderhalf jaar tijd, werd de kerk verrijkt met de grootste houten vieringtoren van Europa, waarvan de pinakels en de bloemen in de bekroning ook nog eens met bladgoud zijn bedekt.

Het houten stergewelf

Tot 1530 keken de kerkgangers tegen de indrukwekkende open dakconstructie aan, behalve onder de viering die bedekt werd met een beschilderd stenen stergewelf. Om de kerk te verfraaien werden tussen 1530 en 1538 koor en schip voorzien van een eikenhouten stergewelf, het grootste in zijn soort op het Europese vaste land. Wie goed kijkt kan verschillen ontdekken tussen de beide gewelfdelen.

Renaissance en 17e eeuw

Ook de renaissance is in het bouwwerk vertegenwoordigd. Zo werd in 1593 de gotische gevel van de Vontkapel door de stadarchitect Lieven de Key vervangen door een gevel met onder andere renaissance obelisken. Het sterkste renaissance element vormen de opengewerkte bovenste lantaarns van de vieringtoren. Onder leiding van Salomon de Bray werden aan het eind van de 17e eeuw (1685) nog bijgebouwen als de consistoriekamer opgetrokken in een gotiserende stijl.

19e eeuw

In de 19e en vroege 20ste eeuw werden schip, transepten, zijbeuken en koor voorzien van een neogotische balustrade met pinakels. Dit gebeurde tijdens een grootscheepse restauratie waarbij ondermeer de architecten A.J. en J.A.G. van der Steur betrokken waren – vader en zoon. Zij werkten onder supervisie van P.J.H. Cuypers, de rijksbouwmeester, door wiens toedoen vrijwel alle eenvoudige vensters neogotische traceringen kregen, terwijl in de transeptarmen stenen gewelven werden geslagen onder de houten zolders. Het meest opvallende bouwonderdeel uit die tijd is het dichtgemetselde westvenster dat in 1901 verfraaid werd met een flamboyant neogotische tracering. De westgevel kreeg in die tijd voor het eerst balustraden, pinakels, hogels 1) en een kruisbloem op de top. Cuypers wilde namelijk het kerkgebouw als het ware voltooiden en een kathedrale allure geven.

21e eeuw

In 2008 werd in opdracht van de Vrienden van de Grote Kerk, in samenspraak met de Protestantse Gemeente Haarlem Centrum, het imposante glas-in-loodraam “Vrede en verdraagzaamheid” opgeleverd. De veelzijdige Haarlemse kunstenaar Michel van Overbeeke heeft het glas ontworpen en uitgevoerd. Het werk bevat veel verwijzingen naar scheppingsverhalen uit allerlei culturen, terwijl in het hoofd van de figuur in de rode mantel vijf gezichten en in de mantel vijf bloemsoorten staan voor de grote geestelijke stromingen in de wereld.
  • Een hogel is een gebeeldhouwd gotisch ornament in de vorm van een bloem, knop, omgekruld blad of   kruisbloem, ter versiering van pinakels of daklijsten van een gebouw in gotische of neogotische stijl.

Interieur

In 1529 begon men met de bouw van een netgewelf in het koor, twee jaar later was de bouw voltooid. Tussen 1535 en 1538 werd onder leiding van Jacob Symonsz het schip van een houten netgewelf voorzien. Voor de Reformatie stonden er vier biechtstoelen en behalve het hoofdaltaar in het koor nog tweeëndertig altaren. Deze werden op 6 maart 1573 door de Hervormden verwijderd. In de Grote of St.-Bavokerk liggen ongeveer vierhonderd grafstenen. In veel zerken zijn zogenaamde huismerken, eenvoudige merktekens of wapenschilden gebeiteld van de eigenaars van de graven. De nummers op de stenen staan in zogenaamde grafboeken geregistreerd, de namen van de begraven personen staan erin opgetekend. Onder het koor bevindt zich het graf van de schilder Frans Hals. Andere bekende personen die in de Grote of St.-Bavokerk begraven liggen, zijn de kerkschilder Pieter Saenredam en de schrijver Willem Bilderdijk, die als laatste in de kerk begraven werd.

Klokken

In 1429 werden de klokken uit de laatste voorganger van de Grote of Sint-Bavokerk in een groot houten klokhuis achter het koor van de kerk opgehangen. In 1804 werd, om de financiën van de kerkraad te versterken, deze toren gesloopt en werden de klokken omgesmolten. In 1918 werd een ijzeren replica neergezet door de firma Enschedé. Nu hangt in de toren de Roelandklok van Geert van Wou uit 1503. In 1660 kwam er een beiaard van de gebroeders Hemony, die bij de laatste restauratie in 1968 grotendeels werd vervangen. De vrijgekomen klokken hangen sinds die tijd in de Bakenesser toren als tweede klokkenspel van Haarlem. In 2010 werd het spel opnieuw ingericht om de bespeelbaarheid te verbeteren. Ter herinnering aan de heldenrol, die de Haarlemmers in 1219 tijdens een kruistocht bij het Egyptische Damiate vervulden, hangen er ook twee stadsklokjes in de kruistoren. Elke avond zijn zij tussen 9 uur en half 10 in de stad te horen.

Beiaard:

− 10 door de gebroeders Hemony, 1661-1662 − 37 door Koninklijke Eijsbouts, 1968 Damiaatjes (Piet en Hein) – J.A. de Grave 1732 Roeland – Geert van Wou 1503 Kermisklok – Claude Fremy 1685 Luidklokken: − Hemony 1667 − Eijsbouts 1965

Orgel

Vanuit het schip van de Grote of St.-Bavokerk heeft men een prachtig uitzicht op het Müllerorgel, het gigantische pijporgel dat tussen 1735 en 1738 werd gebouwd door de uit Duitsland afkomstige Christian Müller. De met bladgoud versierde, houten orgelkast is gemaakt door Jan van Logteren. Bij zijn voltooiing was het orgel het grootste ter wereld. Het heeft 62 stemmen en ongeveer vijfduizend pijpen, de kleinste daarvan hebben het formaat van een potlood, de grootste zijn zevenendertig centimeter in doorsnede en ruim tien meter lang. Veel beroemde personen hebben op het orgel gespeeld, onder wie Mendelssohn, Händel en de tien jaar oude Mozart in 1766.

Begraven in de Grote of St.-Bavokerk

  • Willem Bilderdijk (1756-1831), geschiedkundige, taalkundige, dichter en advocaat
  • Salomon de Bray (1597-1664), schilder en architect
  • Christiaan Brunings (1736-1805), waterbouwkundige en grondlegger van Rijkswaterstaat
  • Passchier de Fijne (1588-1667), predikant
  • Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638), schilder en tekenaar
  • Frans Hals (ca. 1583-1666), schilder
  • Jacob Matham (1571-1631), kopersnijder
  • Jacob van Oudenhoven (1601-1690), predikant en historicus
  • Cornelis Padbrué (ca. 1592-1670), componist
  • Pieter Teyler van der Hulst (1702-1778), laken- en zijdekoopman, bankier en filantroop
  • Jacobus Zaffius (1534-1618), geestelijke
Translate »